Toevoeging pro-Deo attest aan stukken bij inleiding geding
30 oktober 2025

Geachte meester,

Wij vragen uw aandacht voor het volgende punt dat werd overgemaakt door de Arbeidsrechtbank Antwerpen.

De Arbeidsrechtbank Antwerpen wenst uw aandacht te vestigen op het belang van het toevoegen van het bewijs van juridische tweedelijnsbijstand of rechtsbijstand bij de inleiding van een geding. Dit is noodzakelijk om de vrijstelling van de bijdrage aan het Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand correct te kunnen toepassen.

Het Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand werd opgericht bij de FOD Justitie in 2017 om juridische tweedelijnsbijstand te financieren. Dit om justitie toegankelijk te houden voor rechtzoekenden met weinig middelen. De wettelijke basis is de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand (Wet Begrotingsfonds).

Het Begrotingsfonds wordt gespijsd met bijdragen die partijen in straf- en burgerlijke procedures moeten betalen. In de zaken, ingeleid voor de arbeidsrechtbank, moet de eisende partij de bijdrage voor het Begrotingsfonds aan de griffie betalen wanneer de zaak wordt ingeschreven op de algemene rol (artikel 4, §2, eerste lid Wet Begrotingsfonds). Er gelden wel een aantal vrijstellingen. De eisende partij hoeft de bijdrage niet te betalen wanneer zij (artikel 4, §1, tweede lid, 1° tot en met 4° Wet Begrotingsfonds):

• geniet van juridische tweedelijnsbijstand zoals blijkt uit een pro deo attest;
• geniet van rechtsbijstand of rechtsbijstand vraagt;
• een vordering inleidt o.b.v. de arbeidsongevallenwet of de wet beroepsziekten;
• een sociale zekerheidsgeschil inleidt
• een collectieve schuldenregeling aanvraagt.

Kortom: in veel materies waarvoor de arbeidsrechtbank bevoegd is, hoeft de bijdrage niet betaald te worden bij inleiding. Die betaling gebeurt alleen in contractenzaken.
Dit neemt niet weg dat de arbeidsrechtbank de bijdrage, als gerechtskost, wel in alle materies moet vereffenen in het eindvonnis (artikel 1018, eerste lid, 8° Gerechtelijk Wetboek), ook als die bij de inleiding niet betaald werd (Cass. 26 november 2018, S.18.0037.F). Hierop geldt alleen een uitzondering:

• in procedures van collectieve schuldenregeling omdat die kosteloos zijn, en
• als de in het ongelijk gestelde partij juridische tweedelijns- of rechtsbijstand geniet, of hierop aanspraak zou kunnen maken (artikel 4, §2, derde lid Wet Begrotingsfonds).

Als gerechtskost volgt de bijdrage het lot van de andere gerechtskosten. Concreet betekent dit:
• In contractenzaken wordt de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot de bijdrage (artikel 1017, eerste lid Gerechtelijk Wetboek). Krijgt de eisende partij ongelijk, dan blijft de door haar voorgeschoten bijdrage te haren laste. Krijgt de verwerende partij ongelijk, dan wordt zij veroordeeld tot terugbetaling van de bijdrage aan de eisende partij, tenzij zij juridische tweedelijns- of rechtsbijstand geniet of kan genieten.
• In zaken van sociale zekerheid, arbeidsongevallen en beroepsziekten wordt de sociale zekerheidsinstelling, resp. de verzekeringsonderneming of Fedris altijd, ongeacht wie in het ongelijk is gesteld, veroordeeld tot de gerechtskosten, tenzij het geding tergend en roekeloos is (artikelen 1017, tweede lid Gerechtelijk Wetboek, 68 Arbeidsongevallenwet en 53 Beroepsziektenwet). De gerechtskosten omvatten ook de bijdrage aan het Begrotingsfonds, ook al werd die bij de inleiding niet betaald, tenzij de sociaal verzekerde in het ongelijk werd gesteld en juridische tweedelijns- of rechtsbijstand geniet of kan genieten.

Het is daarom van groot belang dat advocaten die optreden voor personen die juridische tweedelijnsbijstand genieten, steeds hun pro Deo-attest of het bewijs van rechtsbijstand als stuk neerleggen bij de inleiding van het dossier via e-Deposit.

Alleen op die manier kan vermeden worden dat sociale zekerheidsinstellingen, zoals de RVA, mutualiteiten, OCMW’s, verzekeringsondernemingen en Fedris, ten onrechte de bijdrage moeten betalen, terwijl de sociaal verzekerde in feite vrijgesteld is.

Mogen wij u dan ook vragen om voortaan telkens uw pro Deo-attest of het bewijs van rechtsbijstand toe te voegen aan het dossier bij de inleiding van de zaak. Dit geldt dus ook voor zaken inzake sociale zekerheid, arbeidsongevallen of beroepsziekten.